Wednesday, February 02, 2005
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Il faut oublier
Tout peut s'oublier
Qui s'enfuit deja
Oublier le temps
Des malentendus
Et le temps perdu
A savoir comment
Oublier ces heures
Qui tuaient parfois
A coups de pourquoi
Le coeur du bonheur
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Moi je t'offrirai
Des perles de pluie
Venues de pays
Où il ne pleut pas
Je creuserai la terre
Jusqu'apres ma mort
Pour couvrir ton corps
D'or et de lumière
Je ferai un domaine
Où l'amour sera roi
Où l'amour sera loi
Où tu seras reine
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Je t'inventerai
Des mots insensés
Que tu comprendras
Je te parlerai
De ces amants là
Qui ont vu deux fois
Leurs coeurs s'embraser
Je te racont'rai
L'histoire de ce roi
Mort de n'avoir pas
Pu te rencontrer
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
On a vu souvent
Rejaillir le feu
De l'ancien volcan
Qu'on croyait trop vieux
Il est paraît-il
Des terres brûlées
Donnant plus de blé
Qu'un meilleur avril
Et quand vient le soir
Pour qu'un ciel flamboie
Le rouge et le noir
Ne s'épousent-ils pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Je ne vais plus pleurer
Je ne vais plus parler
Je me cacherai là
À te regarder
Danser et sourire
Et à t'écouter
Chanter et puis rire
Laisse-moi devenir
L'ombre de ton ombre
L'ombre de ta main
L'ombre de ton chien
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
Ne me quitte pas
- Lyrics by Jacques Brel -
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
2 comments:
Ook van Jankelle Brel
Maar dan in nen normale koeterflaams.
Mon enfance
MIJN JEUGD
mijn jeugd ging voorbij
van trieste eentonigheid in stilte
in valse beleefdheid
die confrontatie schuwt
's winters zat ik in de buik
van het grote huis
dat 't anker had uitgeworpen
in 't Noorden, tussen 't riet
's zomers liep ik half naakt rond
maar zo, dat niemand iets van me merkte
dan werd ik een indiaan
maar ik wist al van te voren
dat mijn volgevreten ooms
me van mijn Wilde Westen zouden beroven
mijn jeugd ging voorbij
bij de vrouwen in de keuken
waar ik droomde van China
terwijl zij vergrijsden boven hun fornuis
de mannen bij de kaas
hulden zich in rookwolken
zwijgzame wijze Vlamingen
die niets wisten van mij
ik die elke nacht
neerknielde voor niets
en mijn verdriet stileerde
bij een veel te groot bed
ik wilde een trein nemen
die ik nooit genomen heb
mijn jeugd ging voorbij
van dienstmeisje naar dienstmeisje
en toen al was ik verwonderd
dat 't geen planten waren
zoals ik verbijsterd was
over die familiebijeenkomsten
die van dode naar dode slenteren
gekleed in deftige rouw
en bovenal was ik verbaasd
dat ik ook bij die kudde hoorde
die me leerde huilen
en die ik al te goed kende
ik had 't oog van de herder
maar het hart van 'n lam
mijn jeugd barstte open
ik werd een jonge man
en de muur van stilte
brak op een morgen
toen kwam de eerste bloem
en 't eerste meisje
de eerste voor wie m'n hart klopte
en de eerste angst
ik had vleugels, dat zweer ik
ik zweer dat ik vloog
mijn hart ging wijd open
ik was niet langer 'n barbaar
en toen brak de oorlog uit
en werd het avond
Ook van Jankelle Brel
Maar dan in nen normale koeterflaams.
Mon enfance
MIJN JEUGD
mijn jeugd ging voorbij
van trieste eentonigheid in stilte
in valse beleefdheid
die confrontatie schuwt
's winters zat ik in de buik
van het grote huis
dat 't anker had uitgeworpen
in 't Noorden, tussen 't riet
's zomers liep ik half naakt rond
maar zo, dat niemand iets van me merkte
dan werd ik een indiaan
maar ik wist al van te voren
dat mijn volgevreten ooms
me van mijn Wilde Westen zouden beroven
mijn jeugd ging voorbij
bij de vrouwen in de keuken
waar ik droomde van China
terwijl zij vergrijsden boven hun fornuis
de mannen bij de kaas
hulden zich in rookwolken
zwijgzame wijze Vlamingen
die niets wisten van mij
ik die elke nacht
neerknielde voor niets
en mijn verdriet stileerde
bij een veel te groot bed
ik wilde een trein nemen
die ik nooit genomen heb
mijn jeugd ging voorbij
van dienstmeisje naar dienstmeisje
en toen al was ik verwonderd
dat 't geen planten waren
zoals ik verbijsterd was
over die familiebijeenkomsten
die van dode naar dode slenteren
gekleed in deftige rouw
en bovenal was ik verbaasd
dat ik ook bij die kudde hoorde
die me leerde huilen
en die ik al te goed kende
ik had 't oog van de herder
maar het hart van 'n lam
mijn jeugd barstte open
ik werd een jonge man
en de muur van stilte
brak op een morgen
toen kwam de eerste bloem
en 't eerste meisje
de eerste voor wie m'n hart klopte
en de eerste angst
ik had vleugels, dat zweer ik
ik zweer dat ik vloog
mijn hart ging wijd open
ik was niet langer 'n barbaar
en toen brak de oorlog uit
en werd het avond
Post a Comment